donderdag 20 augustus 2009

Outback

Australie. Het is me wat. Hier in het midden van het land werd het contact met de aboriginals onvermijdelijk. Hoe onherbergzamer de streek, hoe meer aboriginals we tegenkomen. Het probleem van de Australische cultuur ontwond zich langzaam en werd ons alsmaar duidelijker. De spanning tussen de "originals" en de blanke Europeanen
is groot, en misschien enkel echt te begrijpen als ge betrokken partij zijt.
Het is een feit dat de aboriginals zich heel moeilijk "aanpassen" aan de cultuur van de settlers. Dit uit zich in slechte persoonlijke hygiene, een hangcultuur om u tegen te zeggen, alcoholisme, het snuiven van benzine,... Kortom in het leven aan de rand van de maatschappij middenin die maatschappij. In en rond Uluru zijn de naftpompen op slot en krijg je alleen maar alcohol op vertoon van een speciale toeristenkaart. De "echte" Australiers vinden de aboriginals profiteurs, cultuurbarbaren, genetisch defect en inferieur. De dorpen die hoogdzakelijk bestaan uit zwarten zijn vervallen en voelen aan als de derde wereld. Hoe is het zover kunnen komen, vragen we ons af? Een cultuur die al duizenden jaren het wiel had uitgevonden verwacht dat een volk dat nauwelijks sedimentair was probleemloos alles overneemt?
Nog nooit hebben we zoveel structurele ongelijkheid gezien, zoveel ingebakken racisme. En het moet gezegd, ik zou zelf niet in 1 van de dorpen willen wonen. Ons eerste contact met de rondhangende aboriginals bracht een klein cultuurshockske teweeg, maar vooral veel vragen. Ze hebben alles van de aboriginals afgepakt en het is voor die mensen nu onmogelijk geworden om het gat tussen hun cultuur en de
verwachtingen van de onderdanen van de Queen of England te vullen.
Heel bizar en ontzettend bevreemdend.
Tijdens ons bezoek aan Uluru werden we geconfronteerd met het gebrek aan respect voor de Aboriginals en hun overtuiging. Uluru is voor hun een heilige plek en ze vragen om de rots respectvol te bezoeken en niet te beklimmen. Gevolg: massa's Australiers komen naar Uluru, precies om de "climb" te doen. Met hordes schuifelen ze naar boven, ook al staat er aan de voet van de berg een gigantisch bord met de
vraag om alstublieft niet naar boven te klimmen, en ook al hebben al tientallen mensen het leven verloren tijdens die tocht. Absurd.

Uluru zorgde voor een verrassing. Bij het manoevreren op de parking van een tankstation reed Jesse bijna een blanke man van zijn sokken.
Bij nader inspectie bleek deze man een bekende... Hij dook de toiletten in en in afwachting van zijn ontlaste terugkeer vormden we de haag. Het duurde even vooraleer deze man opnieuw verscheen. De spanning steeg: was hij het werkelijk?
En jawel, hij was het! Jesse stormde op hem af en onze premier (!) ( wij mogen hem intussen Herman noemen) begroette ons met de woorden: " aha, Limburgers!" Hij gaf eveneens te kennen dat hij aan de reizende Walen zijn identiteit niet onthuld. Eef, de Nederlandse, had meer geluk en zij mocht mee op de foto. Vooral Geertrui, onze first lady, werd zeer sympathiek bevonden.

Na Uluru bracht een rit van 800 km ons in het eerste "beschaafde" dorp, in het letterlijke hol van de blanke man, Coober Pedy. In Coober Pedy zijn de weersomstandigheden zo extreem dat de mensen er onder de grond zijn gaan wonen. Met dat weer werden we dan ook onmiddellijk geconfronteerd in de vorm van een fikse desert storm. Het zand vloog ons rond de oren en het kostte enige moeite om Eef haar tent recht te houden. Na al die nachten in de Outback dachten we onze buikjes rond
te smullen bij Tom & Mary, de lokale Griek. Het restaurant was erg in trek bij de lokale opal- diggers, maar wij waren toch van mening dat de kok eens een bezoek moet brengen aan onze Kapelstraat... Coober Pedy deed zijn naam van " hol " alle eer aan: er was geen hol te beleven...